De jacht met retrievers en waterhonden is gericht op het zoeken, markeren, apporteren en binnenbrengen van geschoten wild, vaak onder moeilijke omstandigheden zoals water, moeras of ruig terrein. Deze honden zijn speciaal gefokt en getraind voor jacht na het schot, waarbij ze nauw samenwerken met de jager.

Typische rassen:

• Retrievers: Labrador Retriever, Golden Retriever, Flatcoated Retriever, Chesapeake Bay Retriever

• Waterhonden: Amerikaanse Water Spaniël, Spaanse Waterhond, Portugese Waterhond

Wat doen deze honden precies?

1. Markeren van het wild
   Tijdens een jacht observeert de hond waar het wild valt na een schot en onthoudt die plek.

2. Apporteren
   De hond wordt gestuurd om het geschoten wild (meestal watervogels of konijnen) op te halen. Dit kan op commando of zelfstandig, afhankelijk van de situatie.

3. Dirigeerbaar werk (blinde apporten)
   De hond weet niet waar het wild ligt en wordt door de jager op afstand gestuurd met hand- en fluitsignalen.

4. Werken in water
   Veel van deze honden zijn uitstekende zwemmers met een waterafstotende vacht. Ze apporteren ook uit riet, sloten of koud open water.

5. Zacht in de bek
   Ze zijn getraind om het wild voorzichtig op te pakken en niet te beschadigen – dit heet soft mouth.

Gebruik in praktijk en sport:

• In echte jachtpartijen (zoals eenden- of fazantenjacht).

• In jachthondproeven en working tests, die het werk nabootsen met dummy's i.p.v. wild.

• Voor sommige rassen zijn werkkwalificaties zelfs vereist om mee te mogen fokken.

Kortom: jagen met retrievers en waterhonden draait om samenwerking, gehoorzaamheid, zelfvertrouwen en een grote ‘will to please’.

Documenten Nieuws en Agenda Opleidingen